Klinische stage

Uit Wiki HOVUmc
Ga naar: navigatie, zoeken

Over de klinische stage

De klinische stage vormt met 6 maanden de afsluitende stage van de 1e Fase. Deze stage is op grond van EU-regelgeving verplicht. Aanpassingen van de duur van de klinische stage op basis van eerdere ervaringen van de aios zijn mogelijk. Zie voor nadere informatie hierover het beleid vrijstellingen (link toevoegen).

Afhankelijk van het IOS (Individueel OpleidingsSchema) wordt de stage doorlopen in één periode van 6 maanden of 2 periodes van 3 maanden. Meestal wordt de stage gelopen op de SEH van een algemeen ziekenhuis. In dat geval zal de nadruk liggen op spoedeisende hulp en kleine chirurgie.

Behalve op een SEH kan de klinische stage ook plaatsvinden op een afdeling kindergeneeskunde, interne geneeskunde, chirurgie of verloskunde/gynaecologie. De aard van de werkzaamheden en de inhoud van de stage- ervaringen bepalen de ervaringen van de aios. In het cursorisch onderwijs wordt op basis hiervan reflectieonderwijs ingevuld. De ervaringen kunnen per stageplaats sterk verschillen. Bij de invulling van het onderwijs wordt daar zoveel mogelijk op ingespeeld. Enerzijds door de ervaringen van de aios centraal te stellen. Anderzijds door in het verdiepingsonderwijs de transfer van de ervaringen naar de huisartssetting tot onderwerp te maken. De thema's worden gekozen aan de hand van de leerdoelen van de aios en de voor de huisartsgeneeskunde relevante thema's. Als kader voor de te kiezen thema's in het cursorisch onderwijs dienen de competenties zoals beschreven in de ComBeL voor de klinische stage.

Bij de invulling van het cursorisch onderwijs bieden ook de overstijgende leerlijnen houvast. Door gericht aandacht te besteden aan de leerlijnen wordt de samenhang tussen de modules binnen jaar 2 en de relatie met jaar 1 en jaar 3 van de opleiding versterkt. Dit ondersteunt de transfer van de ervaringen in jaar 2 naar de huisartssetting. De overstijgende leerlijnen in jaar 2 zijn:

De SEH stage begint met de zogenaamde STARtclass klinische stage. Ook andere klinische stages worden vaak, maar niet altijd voorafgegaan door de STARtclass. De STARtclass is een landelijk georganiseerd programma met 6 dagen onderwijs, dat voorafgaat aan de eigenlijke stage. De STARtclass vindt plaats in de Schola Medica in Utrecht.

Het hoofddoel van de STARtclass is de aios goed voor te bereiden op het praktisch werken op de SEH. Alle aios moeten met een zelfde basispakket aan kennis en vaardigheden aan de start staan. Na de STARtclass resteren nog 10 onderwijsdagen op het instituut (1x per 2 à 3 weken).

Het cursorisch onderwijs is als volgt vorm gegeven: 's ochtends in de eigen groep reflectieronde en casusbesprekingen. 's Middags thema-onderwijs met begeleiding van een expert; dat kan zijn een medisch specialist, een kaderhuisarts of een groepsdocent. Door de groepen in de middag te mixen kunnen er meerdere thema's ter keuze worden aangeboden.

Aanvangsniveau

  • De klinische stage vindt plaats na het 1e opleidingsjaar en vóór de aanvang van de 2e Opleidingsperiode in de huisartspraktijk.
  • In de 1e Huisartsstage heeft de aios reeds kennis gemaakt met de acute geneeskunde binnen de huisartspraktijk en waarschijnlijk binnen een huisartsenpost (minimaal 20 ANW-diensten).
  • Na de 1e Huisartsstage wordt de aios in staat geacht zelfstandig de rollen van consultarts en visitearts uit te voeren.
  • De aios heeft voor aanvang van de klinische stage de STARtclass gevolgd. (dit geldt voor de SEH-stage)
  • De aios stelt bij de start van de klinische stage zijn of haar aanvangsniveau vast door het maken van een self-assessment. Dit vormt de basis voor het IOP en het ontwikkelingsdossier.

Globale inhoud

De leerdoelen van de klinische stage zijn afgeleid uit het Competentieprofiel huisarts, het Tussenprofiel voor het tweede jaar, de ComBeL, het Raamcurriculum 2005 en de daarbij behorende Eindtermen en Competentieprofiel van de Huisarts en de lijst van medisch-technische vaardigheden. In 2016 worden de kba's uit het landelijk opleidingsplan leidend bij het beoordelen van de competenties. De implementatie daarvan is gaande.

Het zwaartepunt ligt bij het snel en adequaat ingrijpen bij spoedeisende en levensbedreigende klachten en aandoeningen bij alle patiëntencategorieën. Kleine chirurgie is het tweede belangrijke aandachtspunt.

Stages die plaatsvinden op een afdeling kindergeneeskunde, gynaecologie/verloskunde, chirurgie of interne geneeskunde geven gelegenheid om geconcentreerd competenties te verwerven op die gebieden.

De klinische stage is bij uitstek geschikt om de samenwerking tussen de 1e en de 2e lijn nader te leren kennen vanuit het perspectief van de 2e lijnsvoorziening. In het instituutsonderwijs wordt steeds gefocust op de afbakening van en de samenwerking met de eerste lijn, de transitie van patiënten tussen de 1e en 2e lijn en de daarmee verbonden uitdagingen voor alle betrokkenen (samenwerken, verschillen in visie/benadering/richtlijnen).

Doelstellingen

De leerdoelen zijn ontleend aan het Competentieprofiel van de huisarts, de ComBeL, en het Landelijk opleidingsplan. Het onderwijs tijdens deze module is gerelateerd aan de, per taakgebied geordende, onderstaande competenties.

Ondersteunend onderwijs

Voorafgaand aan de klinische stage volgt de aios de STARtclass.

De STARtclass heeft meerdere doelstellingen:

  • de aios kennis en vaardigheden meegeven aangaande spoedgevallen in de huisartspraktijk in het algemeen;
  • de aios inzicht geven in het verschil in epidemiologie van spoedgevallen op de SEH en in de huisartspraktijk;
  • de aios een basis aan kennis en vaardigheden meegeven die nodig zijn om het werken op een SEH te kunnen starten; deze basis dient verder uitgebouwd te worden tijdens de gehele SEH-stage;
  • de aios bewust te laten worden van de eigen grenzen in kennis en vaardigheden in het ziekenhuiswerk, en de vaardigheid te verwerven om tijdig hulp in te roepen als hij/zij zijn/haar grenzen dienaangaande bereikt.
  • de STARtclass wordt afgesloten met een toets; deze geldt als toegangsbewijs voor de start van het werken op de stageplaats

Aansluitend aan de STARtclass werkt de aios eerst 2 weken bij de stage-instelling. In het vervolg wordt nog 1x per 2 à 3 weken een onderwijsdag aan het instituut georganiseerd, 10 in totaal in 6 maanden. 

Het instituutsonderwijs heeft de volgende functies:

  1. de aios laten reflecteren op de stage-ervaringen
  2. de aios ondersteunen in het verwerken van diens ervaringen
  3. de transfer van de stage-ervaringen naar de huisartsgeneeskunde
  4. aanbieden van onderwijs in acute thema's, zowel medisch inhoudelijk als qua andere competenties
  5. verbinden van de stage-ervaringen aan de overstijgende leerlijnen communicatie, ethiek, wetenschap en onderwijs, samenwerken en organiseren en professionaliteit
  6. de toetsing van de vooruitgang van de aios ter hand te nemen, zodat de aios vordering ervaart

Opdrachten

Toetsing en beoordeling