Diagnostiek GGZ bij kinderen - Het scharnierconsult

Uit Wiki HOVUmc
Ga naar: navigatie, zoeken


Leerlijn psychische klachten
Auteur Dick Walstock
Stage

GGZ stage
2e Huisartsstage

KBA

8. Afwijkend gedrag bij kinderen

Competenties

Medisch handelen
Communicatie
Samenwerken

Leerplek

Leergesprek
Praktijkleren

Relevantie

Als de huisarts een vermoeden heeft van de aanwezigheid van psychosociale problemen bij een kind of een jongere, wordt de patiënt, vaak samen met de ouder(s), uitgenodigd voor een zogenaamd scharnierconsult. Dit is een consult van 30-40 minuten (of twee consulten van 20 minuten) waarin het probleem verder verkend wordt en een aantal inschattingen wordt gemaakt. Is er sprake is van (complexe) somatiek, opvoedingsproblemen of psychosociale/psychiatrische problematiek? Wat is de ernst van de problematiek? En tenslotte: is het probleem iets om in de praktijk te behandelen of is verwijzing op zijn plaats? Het kan verschillende kanten opgaan, vandaar de benaming scharnierconsult.

Doelen

  • Je leert een inschatting te maken van de problematiek op psychosociaal gebied en kan daarbij de eventuele probleemgebieden benoemen.
  • Je kunt de juiste vervolgstappen nemen om hulp te bieden aan de betrokkenen/patiënten.

Gebruiksaanwijzing

Door het grondig tot je nemen van onderstaande informatie en door oefening en toepassing in de praktijk, kun je het scharnierconsult je eigen maken.

Onderwijsactiviteiten

Het afnemen van een zogenaamde contextanamnese kost afhankelijk van de ernst van de problematiek ongeveer 20 tot 40 minuten; 1 of 2 dubbele consulten is meestal voldoende. In de praktijk komt een ouder vaak de eerste keer alleen om te praten over de zorgen en problemen. In dat consult kan al een belangrijk deel van de informatie verkregen worden. In een tweede (dubbel)consult met het kind kunnen de verdere vragen gesteld worden en kun je op basis van jouw eigen observaties een inschatting van het kind zelf maken.

Hieronder staan allerhande vragen die je kunt stellen tijdens een scharnierconsult. Wélke vragen en hoevéél vragen nodig zijn om tot een inschatting te komen hangt van het kind en de situatie af. Tast in ieder geval alle leefgebieden af. Als ouders meer kinderen hebben vraag dan naar de verschillen met de andere kinderen. Vraag ook naar ‘het gevoel’ dat ouders zelf hebben bij een kind. Uit onderzoek blijkt dat de meerderheid van de ouders van kinderen die later als ASS (autisme spectrum stoornis) gediagnosticeerd worden, dit vaak al in een vroeg stadium ‘voelen’. Ze merken of voelen dat het contact met het kind anders is dan met de anderen. Bel zo nodig voor aanvullende informatie met een leerkracht van school (of laat de POH de school bellen).

De benodigde informatie wordt verzameld aan de hand van het contextschema. De binnencirkel van het schema geeft de verschillende aspecten van de 'binnenwereld' van het kind aan. De cirkel eromheen de verschillende leefgebieden. Met het ‘derde milieu’ wordt bedoeld de straat, de wijk, verenigingen of bijv. opa en oma.

Bij de contextanamnese vraag je aan ouder en kind hoe het met het kind gaat op een viertal gebieden (somatisch, emotioneel, relationeel en cognitief) waarbij de informatie tevens voor een deel wordt uitgesplitst over de drie leefmilieus van het kind. De vragen die gesteld kunnen worden en ook de informatie die op deze manier verzameld wordt, kan worden gerangschikt in een matrix en bevat informatie o.a. over de volgende zaken:

  Cognitief Relationeel Somatisch Emotioneel

Gezin

  • Bijzonderheden ouders
  • LVG
  • Andere kinderen?
  • Lief kind
  • Lastig, druk
  • Luisteren, vaak ruzies
  • Voorgeschiedenis
  • Zwangerschap
  • Huilbaby
  • Voeding
  • Vrolijk
  • Angstig
  • Depressief
  • Dysfoor
School
  • Leerproblemen
  • Dyslexie
  • Blijven zitten
  • Voldoende vriendjes
  • Vaak ruzies: met andere kinderen en/of docent
  • pesten cq gepest worden
  • Schrijven
  • Gymles: onhandig?
  • Gaat het kind graag naar school?
  • Hoe is de steToepassan het kind op school?
Derde milieu  
  • Sportvereniging: kan het zich aan spelregels houden?
  • Ruzie of conflicten met trainer/scheidsrechter?
  • Onhandig bij sporten
  • Veel ongelukjes
  • Gaat het kind graag naar de vereniging?
  • Hoe is de stemming van het kind daar?
Culturele Context Hoe ziet het systeem er uit?

Het Cultureel Interview

Bron: Cabus A.M.M.B., Psychiatrie, hoofdstuk 2, thema 4, p. 316, Spruyt, vam Mantgem & de Does BV, Leiden, 1998

Hieronder een aantal vragen zoals je die kunt stellen tijdens. De vragen staan gerangschikt naar de 4 gebieden in de binnenste cirkel.
Denken/Cognitief

  • Hoe kan het kind leren? Keer blijven zitten? (Maak inschatting intelligentie, zou er sprake kunnen zijn van een, lichte, verstandelijke beperking?)
  • Is er sprake van dyslexie of andere leerproblemen?
  • Concentratie- of planningsproblemen bekend?

Emotioneel

  • Is het een vrolijk kind?
  • Is het een angstig kind?
  • Gaat het graag naar school? Naar de sport of opa/oma?
  • Is het kind vlak, dysfoor, agressief, somber of depressief.
  • Zijn er verschillen per leefgebied?

Relationeel

  • Thuis: 
    • Wat voor kind is het? 
      • Is het over het algemeen een lief kind?
      • Beleeft u plezier aan het kind?
      • Is het anders dan de andere kinderen?
    • Hoe verliep de opvoeding tot nu toe? Problemen bij het opvoeden?
    • Hoe is de relatie met broertjes/zusjes?
  • School: 
    • Voldoende vriendjes? Sociaal of juist teruggetrokken?
    • Vaak ruzie? Agressie? Vandalisme? Pesten of gepest worden?
    • Kan het goed overweg met docenten of juist niet?
  • Derde milieu (straat, vereniging, opa/oma): 
    • Kan het zich aan spelregels houden? Geliefd in team of juist vaak bonje?
    • Speelt het kind op straat? Hoe gaat dat?
    • Wat zeggen opa en oma ervan?

Somatisch

  • Wat weet je van het kind (en de ouders)?
  • Zwangerschapscomplicaties? Roken/alcohol/drugs tijdens zwangerschap?
  • Huilbaby? Voedingsproblemen?
  • Ernstige infecties of trauma?
  • Vaak vallen? Ongelukjes? Tics? Bedplassen?
  • Motorische ontwikkeling: schrijven, gym, muziekinstrument?

Culturele Context

Uitkomst beoordelen

Hoe meer problemen, en met name hoe meer leefgebieden betrokken zijn, des te ernstiger is het probleem.

Een leefgebied betrokken
Is slechts één leefgebied betrokken dan dienen de problemen op dát deelgebied aangepakt te worden. Betreft het alleen de school, dan dient het probleem daar aangekaart of opgepakt te worden. Goede contacten van de POH-jeugd met de school of van de huisarts met de JGZ-arts kunnen daarbij van grote waarde zijn. Betreffen het problemen thuis dan kan een POH-jeugd vaak goed werk doen.

Drie leefgebieden betrokken
Zijn er problemen op álle leefgebieden dan is er vrijwel zeker sprake van ernstige problematiek en dient diagnostiek/verwijzing overwogen te worden.

Twee leefgebieden betrokken
Het is afhankelijk van de ernst en aantal van de problemen of diagnostiek en/of verwijzing overwogen dient te worden. De tijd én gesprekken met de POH-jeugd kunnen gebruikt worden om meer zicht te krijgen op de situatie. In twijfelgevallen kan de kinder-&jeugdpsychiater in consult gevraagd worden.

De bouwstenen in de leerlijn psychische klachten

De leerlijnen

Categorie: De 10 huisartsgeneeskundige thema's
Kort Spoed Chron Ouderen Kind Psych ALK Pall Preventie Praktijk
Korte episode zorg
Spoedeisende zorg
Chronische zorg
Complexe ouderenzorg
Zorg voor het kind
Psychische klachten
ALK
Palliatieve zorg
Preventie
Praktijkmanagement
Categorie: Competentiegebieden
Medisch handelen Communicatie Maatsch. handelen Wetenschap Professionaliteit
Medisch handelen
Communicatie
Maatschappelijk handelen
Wetenschap
Professionaliteit
Categorie: Overige aandachtsgebieden
Diversiteit Seksualiteit Innovatie
Diversiteit
Seksualiteit
Innovatie