Sjabloon: Kernpunten leidraad dienstdoen

Uit Wiki HOVUmc
Ga naar: navigatie, zoeken

Introductiecursus
Een goede introductie van de aios die gaat deelnemen aan de diensten op de huisartsenpost is een voorwaarde voor een goed leerproces. Hierbij dient aandacht besteed te worden aan de volgende aspecten:

  • organisatie (openingstijden, werkindeling, roostering, reglement);
  • infrastructuur (spreekkamers, communicatiesysteem, auto’s);
  • kennismaken met het op de post gebruikte instrumentarium (koffers, reanimatieapparatuur);
  • karakter en omvang waarneemgebied;
  • wijze van samenwerking met andere medewerkers in de gezondheidszorg;
  • veiligheidsmaatregelen;
  • taken en bevoegdheden van het ondersteunend personeel;
  • kennismaking met het registratiesysteem voor het raadplegen en registreren van medische gegevens;
  • invoering van de aios als medewerker binnen het registratiesysteem;
  • kennismaking met het feedbacksysteem en de opnameapparatuur;
  • medisch beleid (triage, protocollen);
  • kwaliteitsbeleid (delegeren, autoriseren, klachtenregeling, nascholing);
  • afspraken over de wijze waarop de door de aios verrichte werkzaamheden geautoriseerd worden;
  • afspraken over de wijze waarop taken van de opleider gedelegeerd kunnen worden aan andere huisartsen;
  • afspraken over de voorwaarden waaronder de aios dienst kan doen met supervisie op afstand.

Aios zijn verplicht om een introductiecursus te volgen voordat ze op de betreffende huisartsenpost werkzaam mogen zijn. De introductiecursus vindt plaats tijdens praktijkuren van de aios.
In gezamenlijk overleg stellen opleidingsinstituut en huisartsenposten programma en data van de introductiecursus samen op basis van de hierboven genoemde punten. De huisartsenpost is samen met de opleidingscoördinator verantwoordelijk voor de uitvoering van de introductiecursus.
Landelijk is er een toolbox beschikbaar met relevante onderwijsmaterialen: Toolbox Spoedzorg op de post.

Voorheen waren er drie bekwaamheidsverklaringen: voor consult-, visite-, telefoonarts. Met de herziening van de Leidraad diensten in najaar 2022, is dit veranderd naar één: de Bekwaamheidsverklaring HAP ‘supervisie op afstand’.

Als aios al een of twee bekwaamheidsverklaringen hebben verworven blijven deze in het E-portfolio staan. Als aios alle drie de bekwaamheidsverklaringen hebben verworven kunnen deze worden omgezet naar de bekwaamheidsverklaring supervisie op afstand.

Gedurende de opleiding van de aios komt er een moment waarop de opleider moet bepalen of een aios voldoende bekwaam is in de drie rollen (consult- en visitearts en instroommanagement) en met supervisie op afstand dienst kan doen op de huisartsenpost.
Dit is een formele stap die niet alleen van belang is voor opleider en aios, maar ook voor de huisartsenpost.

De aios is medeondertekenaar van de verklaring als teken dat de aios akkoord is met het oordeel van de opleider.
De bekwaamheidsverklaring is als digitaal formulier in te vullen in het E-portfolio.
De ondertekende bekwaamheidsverklaring wordt opgenomen in het E-porfolio en gaan in kopie ter informatie naar de huisartsenpost.

Het minimum aantal diensten voor alle aios (voltijd/deeltijd) is vastgesteld op 20 (gemiddeld 5 per kwartaal), in zowel de 1e als de 2e huisartsstage. Als je een dienst mist, bijvoorbeeld door ziekte, moet je deze dienst inhalen.
Van de 20 diensten in de 2e huisartsstage dienen minimaal 5, maximaal 8 diensten onder supervisie op afstand gedaan te worden, waarvan bij voorkeur 2 nachtdiensten. De nachtdienst biedt bij uitstek de gelegenheid om de 3 rollen afwisselend te vervullen en de bekwaamheid hierin te laten zien. Een nachtdienst mag niet voorafgaan aan de dag voor cursorisch onderwijs. In de 1e huisartsstage hoeft de aios geen nachtdienst te doen.

Wanneer een opleidingsperiode korter duurt dan 12 maanden, wordt het minimaal aantal te verrichten diensten naar rato bijgesteld. Het aantal diensten met supervisie op afstand blijft minimaal 5, maximaal 8.

Het hier aangegeven aantal diensten is richtinggevend om voldoende gelegenheid te bieden aan aios om de KBA’s behorende bij de 3 rollen te leren beheersen en verantwoord dienst te kunnen doen.

Er kunnen zich situaties voordoen waarin de opleider de begeleiding van de aios m.b.t. het dienstdoen tijdelijk moet overdragen aan een andere opleider, hier verder aangeduid als de waarnemend opleider. Een concrete situatie doet zich voor als de opleider een bepaalde rol, bijvoorbeeld die van telefoonarts, niet zelf vervult op de huisartsenpost of dat de opleider zelf niet voldoende diensten kan aanbieden om de aios de gelegenheid te geven aan de gestelde eisen te voldoen.

Een opleider kan de verantwoordelijkheid voor de door de aios verrichte patiëntenzorg alleen delegeren aan een andere opleider als voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • de aios is - naar het oordeel van de opleider - goed in staat om in te schatten wanneer hij de opleider moet consulteren (direct inroepen van supervisie);
  • bij de overdracht wordt de mate van bekwaamheid van de aios aangegeven en welk niveau van supervisie noodzakelijk is;
  • de aios stemt in met de beoogde waarnemend opleider.

De opleider waarborgt dat hij voldoende zicht heeft op de competentieontwikkeling van de aios tijdens het dienstdoen. Voorwaarden hiervoor zijn het doen van voldoende gezamenlijke diensten en, in geval van begeleiding van de aios door een waarnemend opleider, voor een gerichte overdracht betreffende het functioneren van de aios vooraf en na de dienst.

Een niet-opleidende huisarts kan als waarnemend opleider optreden, mits deze voldoet aan de volgende strikte voorwaarden:

  • minimaal 3 jaar praktijkervaring (ten minste 0,5 fte);
  • ten minste 20 diensten verricht op de betreffende huisartsenpost;
  • aantoonbare affiniteit met opleiden.

Het delegeren van de verantwoordelijkheid voor de opleiding van de aios aan een andere huisarts kan geheel of gedeeltelijk plaatsvinden. De noodzaak om de volledige opleidingsverantwoordelijkheid aan de waarnemend opleider te delegeren is echter zelden aanwezig. Meestal is het voldoende om alleen het bieden supervisie, het geven van feedback en de nabespreking van de betreffende dienst te delegeren. De overige opleidingsaspecten blijven onder de verantwoordelijkheid van de eigen opleider vallen. Zo kan de casuïstiek die de aios tijdens de dienst heeft gezien ook in een later stadium met de vaste opleider worden nabesproken.