Instituutsreglement

Uit Wiki HOVUmc
Ga naar: navigatie, zoeken


Regelgeving

Hoofd
Rob Dijkstra

Adjunct hoofd
Jeroen Woertman

Onderwijscoördinatoren
Marieke van Schelven
Dorien Stilma
Linda Timmer

Regelgeving

Voorwoord

De opleidings- en erkenningseisen voor de specialismen en profielen van cluster 1 zijn vastgelegd in het Kaderbesluit CGS en de specifieke besluiten. In cluster 1 zitten de volgende specialismen en profielen: huisartsgeneeskunde, ouderengeneeskunde, geneeskunde voor verstandelijk gehandicapten, verslavingsgeneeskunde, internationale gezondheidszorg en tropengeneeskunde en cosmetisch geneeskunde. Aanvullend op deze regelgeving geldt voor de specialismen en profielen van cluster 1 dit landelijke instituutsreglement.

In artikel A.1 Kaderbesluit CGS is het instituutsreglement omschreven als het reglement betreffende de praktische gang van zaken tussen het opleidingsinstituut en de aios, opleiders, opleidingsinstellingen en overige betrokkenen bij de opleiding.

Dit instituutsreglement is goedgekeurd door de RGS en geldt voor alle aios die op of na 1 januari 2020 met hun opleiding tot huisarts bij Amsterdam UMC, locatie VUmc zijn gestart.

Namens de staf van de huisartsopleiding Amsterdam UMC, locatie VUmc
Dr. R.F. Dijkstra, huisarts


Download: Instituutsreglement




Hoofdstukken van het instituutsreglement

Artikel 1 - Opleiding bij erkende specialisten en instellingen
Bij artikel B.1 en C.11 Kaderbesluit CGS

  1. Het opleidingsinstituut dient de aios inzage te kunnen geven voor welke periode een (stage-)opleider, een (stage-)instelling en het opleidingsinstituut is erkend door de RGS.
  2. De (stage-)opleider en de (stage-)instelling dienen de aios inzage te kunnen geven in de erkenning door de RGS.

Artikel 2 - Toetsing en beoordeling
Bij artikel B.4 en E.1 Kaderbesluit CGS

De procedure toetsing en beoordeling, die voldoet aan het Protocol toetsing en beoordeling, zoals opgenomen in het landelijk opleidingsplan, is vastgelegd in de bijlage Toetsprogramma HOVUmc.


Artikel 3 - Structuurplannen
Bij artikel B.6, C.3 en E.6 Kaderbesluit CGS

  1. Het opleidingsplan van het opleidingsinstituut is vastgelegd in de bijlage Opleidingsplan HOVUmc.
  2. Het model (stage)leerwerkplan van de opleider en de (stage-)instelling is vastgelegd in de bijlage: Leerwerkplan | Profiel Opleidingspraktijk.
  3. Het model (individueel) opleidingsschema (IOS) en individueel opleidingsplan (IOP) van de aios is vastgelegd in de bijlage: Handleiding Huisartsopleiding VUmc.
  4. Het door het (hoofd van het) opleidingsinstituut goedgekeurde IOS is bindend voor de aios en de andere betrokkenen bij diens opleiding.

Artikel 4 - Deeltijd
Bij artikel B.7 en E.3 Kaderbesluit CGS

  1. Over de aanwezigheidstijden bij deeltijd moet overeenstemming bestaan tussen de aios, het opleidingsinstituut en – voor zover van toepassing – de (stage-)opleider en de (stage-) instelling.
  2. Een verzoek tot wijzigen van het deeltijdpercentage of een verzoek tot deeltijd tijdens de opleiding dient acht weken voor de beoogde ingangsdatum bij het (hoofd van het) opleidingsinstituut te worden aangevraagd.
  3. Opleidingsonderdelen die uitsluitend voltijds kunnen worden gevolgd zijn vastgelegd in de bijlage Werktijd.

Artikel 5 - Belang van inschrijving in het opleidingsregister
Bij artikel B.12 en B.13 lid 1 sub a Kaderbesluit CGS

  1. Indien een arts is toegelaten tot de opleiding dient het opleidingsinstituut dit zo spoedig mogelijk aan de RGS te melden, teneinde de procedure tot inschrijving in het betreffende opleidingsregister in werking te stellen.
  2. Werkzaamheden bij een (stage-)opleider of in een (stage-)instelling, verricht ten tijde dat de aios niet was ingeschreven in het opleidingsregister, kunnen geen onderdeel zijn van de opleiding. Datzelfde geldt voor cursorisch onderwijs dat is gevolgd ten tijde dat de aios niet was ingeschreven in het opleidingsregister.
  3. Het opleidingsinstituut laat een arts die niet (meer) is ingeschreven in het betreffende opleidingsregister niet deelnemen aan de opleiding.

Artikel 6 - Voltooiing opleiding 1
Bij artikel D.3 Kaderbesluit CGS

  1. Vanaf drie maanden voor de geplande voltooiing van de opleiding kan het (hoofd van het) opleidingsinstituut aan de aios en (tegelijkertijd) aan de RGS een verklaring afgeven dat aan de opleidingseisen is voldaan.
  2. Nadat de verklaring dat aan de opleidingseisen is voldaan is ontvangen, kan de aios aan de RGS verzoeken de procedure tot inschrijving in het betreffende specialistenregister in werking te stellen.

Artikel 7 - Verplichtingen aios
Bij artikel B.13 en E.4 Kaderbesluit CGS

  1. Een aanvraag tot vrijstelling kan vanaf het moment van toelating tot de opleiding schriftelijk bij het hoofd van het opleidingsinstituut worden ingediend. Voor de procedure wordt verwezen naar de bijlage Vrijstellingsreglement.
  2. Indien de aios in het kader van de opleiding (specifieke) activiteiten verricht waarvoor de op dat moment verantwoordelijke (stage-)opleider geen verantwoordelijkheid kan of wenst te nemen, verricht de aios deze onder de eigen verantwoordelijkheid als arts, of dient de aios zorg te dragen voor het anderszins regelen van de verantwoordelijkheid.
  3. De aios is verplicht elke klacht betreffende de door hem geleverde patiëntenzorg onmiddellijk te melden aan de betreffende (stage-)opleider of (stage-)instelling.
  4. De aios is verplicht om (het hoofd van het) opleidingsinstituut in voorkomende gevallen te informeren over ingediende klachten bij de geschilleninstantie (Wkkgz) en het tuchtcollege, alsmede over calamiteiten, rechtszaken en onderzoeken door externe instanties betreffende de door hem geleverde patiëntenzorg. Hij is verplicht om (het hoofd van het) opleidingsinstituut op de hoogte te houden van het verloop en de afloop.
  5. De aios is verplicht om een (e-)portfolio volgens aanwijzingen van het opleidingsinstituut bij te houden en te benutten. De aios geeft de begeleidende docenten en de (stage-) opleider inzagerechten in zijn/haar (e-)portfolio. Het hoofd en de medewerkers van het opleidingsinstituut hebben automatisch inzage voor zover laatstgenoemden als verlengde arm optreden van het hoofd van het opleidingsinstituut.
  6. De aios, die een deel van de opleiding in het buitenland volgt, is verplicht om (het hoofd van het) opleidingsinstituut direct te informeren bij mogelijke repatriëring wegens ziekte, ongeval, andere calamiteiten en/of bij een hoog-risico op of besmetting met een infectieziektecategorie A of B1.

Artikel 8 - Einde overeenkomst
Bij artikel E.5 Kaderbesluit CGS

  1. De opleidingsovereenkomst eindigt wanneer de arbeidsovereenkomst eindigt.
  2. De opleidingsovereenkomst eindigt indien niet wordt voldaan aan de opleidingseisen.
  3. De opleidingsovereenkomst kan worden opgezegd indien de opleiding langer dan één jaar door wat voor reden dan ook is onderbroken of te voorzien is dat het langer dan één jaar gaat duren.
  4. Van tussentijdse opzegging van de opleidingsovereenkomst tussen opleidingsinstituut en aios worden de betreffende (stage-)opleider, de (stage-)instelling, de RGS en de werkgever onmiddellijk op de hoogte gesteld.

Artikel 9 Verplichtingen opleider en stageopleider
Bij artikel C.3 en E.6 Kaderbesluit CGS en Kwaliteitskader cluster 1 (en artikel C.1 lid d Besluit huisartsgeneeskunde voor huisartsgeneeskunde)

  1. De deelname van de (stage-)opleider aan onderwijs van het opleidingsinstituut, inclusief didactische scholing is vastgelegd in het Opleidingsplan opleiders.
  2. De frequentie, duur en aanwijzingen betreffende vorm/inhoud van de leergesprekken met de aios is vastgelegd in de bijlage Leergesprek.
  3. De opleider dient in de praktijk de voorziening te hebben om kwalitatief goede beeld- en geluidregistraties in het kader van de opleiding te maken en weer te geven.2
  4. De opleider dient in de praktijk te beschikken over een voor de aios goed toegankelijk elektronisch informatiesysteem of vergelijkbare moderne middelen tot ontsluiting van literatuur.
  5. De (stage-)opleider dient (het hoofd van) het opleidingsinstituut te informeren over ingediende klachten bij de geschillen instantie (Wkkgz) en het tuchtcollege, alsmede over calamiteiten, rechtszaken en onderzoeken door externe instanties betreffende de door hem geleverde patiëntenzorg en voor zover deze gevolgen hebben voor de opleidingssituatie. Hij is verplicht om (het hoofd van het) opleidingsinstituut op de hoogte te houden van het verloop en de afloop.
  6. Een (stage-)opleider dient de aios en het hoofd van het opleidingsinstituut onverwijld te verwittigen bij doorhaling in het specialisten register en/of doorhaling in het BIG register of een aantekening bij de inschrijving in het betreffende BIG-register.
  7. De wijze waarop de opleider huisartsgeneeskunde de aios huisartsgeneeskunde in de gelegenheid stelt om gedurende een beperkte periode zelfstandig de praktijk te voeren, is vastgelegd in de bijlage Zelfstandige periode, handleiding.

Artikel 10 - Verplichtingen opleidingsinstituut 3
Bij Kwaliteitskader cluster 1

  1. Het opleidingsinstituut maakt periodiek de door de RGS toegewezen instroom en de sollicitatie- en selectieprocedure bekend.
  2. Het landelijke reglement voor de sollicitatiecommissie is goedgekeurd door de RGS.
  3. Dit instituutsreglement is goedgekeurd door de RGS.
  4. Het opleidingsinstituut verschaft de arts die is toegelaten tot de opleiding tijdig de benodigde informatie (opleidingsplan, model/richtlijnen individueel opleidingsplan en -schema, etc.) om de aios in de gelegenheid te stellen een individueel opleidingsplan en -schema op te stellen en ter goedkeuring bij het (hoofd van het) opleidingsinstituut in te dienen.

Artikel 11 - Taken en bevoegdheden hoofd
Bij artikel E.11 Kaderbesluit CGS

  1. De plaatsing van aios bij (stage-)opleiders en (stage-)instellingen is vastgelegd in de bijlage Koppelproces.
  2. De procedure bij twijfel aan de opleidingsgeschiktheid van (stage-)opleiders of (stage-) instellingen staat beschreven in de bijlage Kwaliteit Opleiders.

Aanvullingen van Huisartsopleiding Amsterdam UMC, locatie VUmc

1Bij artikel 6: De procedure Voltooiing Opleiding van Huisartsopleiding Amsterdam UMC, locatie VUmc wordt hier verder uitgelegd.
2Bij artikel 9, lid 3: Voor opnames van consulten wordt gebruik gemaakt van een beveiligde omgeving zoals omschreven in de Landelijke richtlijn consultopnames.
3Bij artikel 10: Huisartsopleiding Amsterdam UMC, locatie VUmc deelt de koppellijst met persoonsgegevens en telefoonnummers van de aios alleen binnen de eigen onderwijsgroep op Canvas. Door alle betrokkenen wordt van deze gegevens alleen gebruik gemaakt voor organisatie en planning van onderwijs. In uitzonderlijke gevallen kan het adres aan een externe stageplaats gecommuniceerd worden, wanneer dat nodig is voor de planning aldaar.

De RGS heeft inzake de opleiding tot huisarts, specialist ouderengeneeskunde, arts verstandelijk gehandicapten, verslavingsarts, arts internationale gezondheidszorg en tropengeneeskunde en arts cosmetisch geneeskunde modelovereenkomsten vastgesteld (zie bijlagen bij dit instituutsreglement).

Algemeen
De opleidings- en erkenningseisen en verplichtingen voor de specialismen en profielen van cluster 1 zijn vastgelegd in het Kaderbesluit CGS (hierna: Kaderbesluit), het betreffende specifieke besluit en het Kwaliteitskader.

In het Kwaliteitskader cluster 1 is bepaald dat een opleidingsinstituut dient te beschikken over een instituutsreglement. In artikel A.1 Kaderbesluit CGS is het instituutsreglement omschreven als het reglement betreffende de praktische gang van zaken tussen het opleidingsinstituut en de aiossen, opleiders, opleidingsinstellingen en overige betrokkenen bij de opleiding. In het Kwaliteitskader cluster 1 is bepaald dat het instituutsreglement dient te worden goedgekeurd door de RGS.

In Kwaliteitskader cluster 1 is bepaald dat het instituut beschikt over een instituutsreglement dat:

  • een nadere uitwerking is van de opleidingseisen;
  • de basis vormt voor de individuele overeenkomsten die het opleidingsinstituut sluit met de aios, de opleiders, de stageopleiders en de opleidings- en stage-instellingen, en
  • dat deze individuele overeenkomsten worden opgesteld overeenkomstig modelovereenkomsten die deel uitmaken van het instituutsreglement.

Uitgangspunt voor het Model Instituutsreglement is dat:

  • het een nadere uitwerking is van (onderdelen van) opleidingseisen waarvoor dit noodzakelijk of wenselijk is
  • het geen onderdelen bevat die reeds zijn bepaald of beschreven in het Kaderbesluit, het betreffende specifieke besluit, de Beleidsregels RGS of het (landelijk) opleidingsplan.

De bijlagen waarnaar wordt verwezen, zijn onderdeel van het instituutsreglement.

Bij het opstellen van het ‘eigen’ instituutsreglement dient het opleidingsinstituut in ieder geval de artikelen van het Model Instituutsreglement over te nemen. Daarnaast kunnen artikelen en bijlagen worden toegevoegd, mits deze niet strijdig zijn met het Kaderbesluit, het betreffende specifieke besluit, de Beleidsregels RGS, het (landelijk) opleidingsplan of hogere regelgeving.

Het Model Instituutsreglement is vastgesteld door de RGS in december 2019.

Artikel 1
De opleiding tot huisarts, specialist ouderengeneeskunde, arts verstandelijk gehandicapten, verslavingsarts, arts internationale gezondheidszorg en tropengeneeskunde en arts cosmetisch geneeskunde wordt georganiseerd vanuit het betreffende opleidingsinstituut (acht opleidingsinstituten huisartsgeneeskunde, drie opleidingsinstituten specialisme ouderengeneeskunde en één opleidingsinstituut voor respectievelijk geneeskunde voor verstandelijk gehandicapten, verslavingsarts, arts internationale gezondheidszorg en tropengeneeskunde en arts cosmetisch geneeskunde). De opleidingen worden vormgegeven op grond van het landelijk opleidingsplan en zijn om die reden grotendeels uniform. Verschillen zijn het gevolg van individuele vrijstellingen en de (in het algemeen beperkte, dat wil zeggen drie tot zes maanden) mogelijkheid van keuzemodules en differentiatie.

Anders dan bij de medisch-specialistische en sociaal geneeskundige opleidingen behoeft een arts, die is toegelaten tot een van de bovenvermelde opleidingen uit cluster 1 geen opleidingsschema of werkgeversverklaring aan de RGS over te leggen om te kunnen worden ingeschreven in het opleidingsregister. Dit houdt onder andere ook verband met de financiering, die voor de opleiding tot huisarts, de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde en de opleiding tot arts verstandelijk gehandicapten afwijkt van alle andere opleidingen.

De controle op de opleiding c.q. het (individueel) opleidingsschema van de aios is primair belegd bij het opleidingsinstituut. Alleen wanneer het opleidingsschema afwijkt van het (landelijk) opleidingsplan, dient goedkeuring door de RGS te worden verleend. De verantwoordelijkheid dat een aios de opleiding volgt conform de opleidingseisen, dat wil ook zeggen uitsluitend bij voor de opleiding erkende instellingen en personen, berust dan bij het (hoofd van het) opleidingsinstituut.

Het bovenstaande laat onverlet dat ook de aios een eigen verantwoordelijkheid heeft dat zij/hij de opleiding uitsluitend volgt conform de opleidingseisen, dat wil ook zeggen uitsluitend bij voor de opleiding erkende instellingen en personen volgt. Dit artikel dient om te waarborgen dat de aios in de gelegenheid is om de geldigheid van de erkenningen van de instellingen en personen waarbij hij wordt geplaatst te kunnen controleren. Om die reden wordt nadrukkelijk geadviseerd dat de aios steeds bij elke plaatsing wordt geïnformeerd over de geldigheid van de erkenning c.q. dat het erkenningsbesluit van de RGS een vaste bijlage is van het (stage)leerwerkplan.

Werkzaamheden van een aios in de praktijk van een (nog) niet als opleider erkende huisarts, specialist ouderengeneeskunde, arts verstandelijk gehandicapten, verslavingsarts, arts internationale gezondheidszorg en tropengeneeskunde en arts cosmetisch geneeskunde of in de (nog) niet erkende stage- of opleidingsinstelling of onder begeleiding van een (nog) niet als (stage-) opleider erkende specialist, arts, etc. kunnen niet als onderdeel van de opleiding in aanmerking worden genomen. Erkenning kan niet met terugwerkende kracht plaatsvinden.

Artikel 2
Het opleidingsinstituut toetst en beoordeelt de aios met inachtneming van het in de regelgeving verankerde Protocol toetsing en beoordeling en stelt hiertoe een ‘eigen’ procedure op. Deze procedure dient vast te liggen en voor aios, opleiders en RGS beschikbaar te zijn.

Artikel 3
Het opleidingsinstituut dient te beschikken over een opleidingsplan, waarvan het in de regelgeving verankerde landelijke opleidingsplan het kader is. Dit opleidingsplan van het opleidingsinstituut dient vast te liggen en voor aios, opleiders en RGS beschikbaar te zijn.

Om de verplichtingen van (stage-)instellingen en (stage-)opleiders wat betreft het hebben van een leerwerkplan te faciliteren, dient het opleidingsinstituut te beschikken over modellen hiervoor. Het leerwerkplan is de beschrijving van de wijze waarop de aios door de betreffende (stage-) opleider in de betreffende praktijk of (stage-)instelling wordt opgeleid. Naast de kenmerken van de (stage-)opleider/praktijk/(stage-)instelling (het ‘profiel’) wordt in het leerwerkplan beschreven op welke wijze de aiossen door deze (stage-)opleider/in deze praktijk/(stage-)instelling worden opgeleid (het ‘proces’). Behalve de verplichte onderdelen, biedt het leerwerkplan een ‘keuzemenu’, waaruit de aios, samen met de (stage-)opleider kan kiezen, afhankelijk van de wensen en behoeften c.q. het individueel opleidingsplan van de aios. Om die reden is het leerwerkplan een belangrijk document ten behoeve van het opstellen en/of aanpassen van (dit onderdeel van) het individueel opleidingsplan (IOP, zie verder) van elke aios in de betreffende praktijk/(stage-)instelling. Een leerwerkplan is dus onafhankelijk van de diverse aios die in de praktijk/(stage-)instelling worden opgeleid. Het verdient aanbeveling het leerwerkplan door elke aios aan het eind van de opleidingsperiode/stage te evalueren en zo nodig bij te stellen.

Om de verplichting van de arts/aios om een individueel opleidingsschema (IOS) en een individueel opleidingsplan (IOP), ook wel persoonlijk opleidingsplan (POP) genoemd, op te stellen te faciliteren, dient het opleidingsinstituut te beschikken over modellen hiervoor. Het IOS kan worden beschouwd als het ‘spoorboekje’ met de data, de duur, de volgorde en de locaties van de diverse opleidingsperiodes en stages die de aios tijdens de opleiding volgt. Het vaste, driejarige model kan tijdens de opleiding worden gewijzigd door vrijstelling, deeltijd, onderbreking, onderwijskundige/logistieke aanpassing of verlenging van de opleiding. Het IOP is de uitwerking van het opleidingsplan van het opleidingsinstituut op individueel niveau, waarin is beschreven op welke wijze de individuele aios, binnen de ‘dienstregeling’ van het IOS, de benodigde competenties kan/wil bereiken. Het IOP bestaat uit een (groot) aantal (sub)plannen die na of naast elkaar zullen worden gevolgd om de betreffende competenties te bereiken. Het IOP is dan ook een dynamisch document dat tijdens de opleiding voortdurend wordt aangepast op grond van de vorderingen, de beoordelingen en de wensen van de aios. Aanpassing van het IOP kan inhouden dat het IOS moet worden gewijzigd (bijvoorbeeld andere einddatum opleiding) en omgekeerd kan een wijziging van het IOS betekenen dat het IOP moet worden aangepast (bijvoorbeeld wanneer een bepaalde stage om logistieke reden geen doorgang kan vinden).

In het vierde lid wordt het bindende karakter van het individueel opleidingsschema (IOS), zowel voor de aios en het opleidingsinstituut, als – ter borging dat hiermee rekening wordt gehouden – voor de (stage-)opleider benadrukt.

Artikel 4
Het eerste lid regelt de praktische uitvoerbaarheid van de opleiding(onderdelen) in deeltijd. Opleiding in deeltijd kan alleen plaatsvinden, wanneer dit voor alle betrokkenen haalbaar en vanuit opleidingsoogpunt realistisch is.

Het (hoofd van) het opleidingsinstituut heeft de inspanningsverplichting om bij een aanvraag tot het volgen van (een onderdeel van) de opleiding in deeltijd, de aios te plaatsen bij een (stage-) opleider/(stage-)instelling waar dit mogelijk is. In een beperkt aantal gevallen is reeds op voorhand duidelijk dat deeltijd niet mogelijk is; dit betreft met name de (gevaluteerde) klinische stages. Om die reden kan worden bepaald dat onderdelen uitsluitend voltijds kunnen worden gevolgd.

Artikel 5
De arts die is toegelaten tot de opleiding moet bij de RGS een aanvraag tot inschrijving in het opleidingsregister indienen. Bij deze aanvraag dient onder meer een bewijs van toelating tot de opleiding door het opleidingsinstituut worden overgelegd. Om deze procedure te bespoedigen is in het eerste lid bepaald dat het opleidingsinstituut zo spoedig mogelijk na toelating de RGS hiervan op de hoogte stelt. Op grond hiervan wordt de betreffende artsen informatie toegestuurd om hen in de gelegenheid te stellen een aanvraag tot inschrijving in het opleidingsregister te doen. Inschrijving in het opleidingsregister kan niet met terugwerkende kracht plaatsvinden.

Het tweede lid concretiseert de consequenties voor de arts van het niet (tijdig) ingeschreven zijn in het opleidingsregister.

Het derde lid is van belang om te voorkomen dat bij de (nog) niet in het opleidingsregister ingeschreven arts door het opleidingsinstituut verwachtingen worden gewekt.

Artikel 6
De termijn waarop de verklaring dat de opleiding overeenkomstig de opleidingseisen is voltooid, kan worden afgegeven is (voor alle specialistische opleidingen) gesteld op drie maanden voor de geplande einddatum. Deze sluit aan bij de betreffende termijn in het Protocol toetsing en beoordeling.

Op grond van deze verklaring geeft de RGS (na beoordeling) de opleidingstitel af en stuurt de aios de informatie toe om haar/hem in de gelegenheid te stellen een aanvraag tot inschrijving in het register (registratie) in te dienen.

Artikel 7
Het tweede lid is een nadere uitwerking van artikel B.13 Kaderbesluit CGS betreffende de eigen verantwoordelijkheid van de aios als arts. In een aantal gevallen is de aios op een bepaald onderdeel bekwamer dan de opleider en kan/wil de opleider hiervoor geen verantwoordelijkheid nemen (bijvoorbeeld een aios huisartsgeneeskunde die een bepaalde chirurgische vaardigheid beheerst die de opleider niet heeft).

Ook het derde lid is een nadere uitwerking van het bovenvermelde artikel betreffende de patiëntenzorg door de aios en de verplichting tot raadplegen van de opleider.

Lid 6: bij een aantal opleidingen, waaronder in het bijzonder de opleiding IGT, vindt een deel van de opleiding (verplicht) plaats in het buitenland. Hoewel het aan de aios is om zich er van te vergewissen of hij afdoende is verzekerd voor zorgkosten en repatriëring, indien noodzakelijk, is het een morele verplichting van het opleidingsinstituut om in voorkomende gevallen te assisteren waar mogelijk. Bovendien is het in geval van repatriëring evident dat dit gevolgen zal hebben voor het volgen van de opleiding. In het geval van besmettingsrisico moet er een risico-inschatting gemaakt worden voor de aios en voor de patiëntenzorg, omdat dit mogelijk consequenties heeft voor het volgen van de opleiding.

Artikel 8
Elke aios heeft een arbeidsovereenkomst. Wanneer de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd (om redenen die los staan van de opleiding), vervalt het recht van de aios om in een praktijk of (stage)inrichting werkzaam te zijn. Om die reden eindigt ook de opleidingsovereenkomst.

Hoewel de regelgeving onderbreking van de opleiding zonder termijnbeperking toestaat, is in het tweede lid bepaald dat bij onderbreking van langer dan een jaar, de opleidingsovereenkomst kan worden opgezegd. Reden voor deze bepaling is, dat wanneer er geen zicht is op hervatten van de opleiding op afzienbare termijn na de periode van een jaar, de opleidingsplaats beschikbaar moet kunnen zijn voor een ander. Op deze wijze kan de door de overheid toegestane capaciteit maximaal worden benut. Voor de goede orde wordt er op gewezen dat wanneer de opleidingsovereenkomst wordt opgezegd, dit niet altijd betekent dat ook de arbeidsovereenkomst kan worden beëindigd. Er kunnen namelijk reden van dwingend recht (ontslagstelsel c.q. ontslagbescherming, etc.) zijn die dit verhinderen.

Het spreekt voor zich dat alle betrokken personen en instanties zo spoedig mogelijk op de hoogte moeten worden gesteld in geval van beëindiging van de opleidingsovereenkomst.

Artikel 9
Het eerste en tweede lid zijn een nadere uitwerking van enkele (belangrijke) verplichtingen van de (stage-)opleider.

Opnames van consulten en bespreking en beoordeling hiervan zijn een belangrijk onderdeel van de opleiding, zoals ook vastgelegd in het Protocol toetsing en beoordeling. Om die reden is het beschikken over hiertoe geschikte apparatuur verplicht voor de opleider.

Het laatste lid is een nadere uitwerking van de betreffende verplichting voor en is alleen van toepassing op de opleider huisartsengeneeskunde.

Artikel 10
Om de selectieprocedure bij toelating tot de opleiding adequaat uit te kunnen voeren, dienen zowel de instroom, als de toelatingsprocedure (tijdig) bekend te worden gemaakt. Voor sommige opleidingen wordt dit landelijk georganiseerd, met een landelijk (goedgekeurd) reglement, waarbij elk opleidingsinstituut hierin een eigen verantwoordelijkheid heeft.

Op grond van het Kaderbesluit CGS en het Kwaliteitskader cluster 1 dient het opleidingsinstituut de aios in de gelegenheid te stellen de opleidingseisen en – verplichtingen na te komen. Gezien de belangrijke rol van opleidingsschema en –plan in de opleiding, is dit onderdeel nader uitgewerkt in het vierde lid.

Artikel 11
Gezien het belang van goede informatie en een transparante procedure is deze taak van het hoofd van het opleidingsinstituut nader uitgewerkt.

Bijlagen bij het instituutsreglement

Instituutsreglement 2016

Download hier het voorgaande instituutsreglement 2016.

Overzicht stagehandleidingen

Handleiding 1e Huisartsstage Klinische
stage
CZ
stage
GGZ
stage
Handleiding 2e Huisartsstage